Manchester City is de knock-outfase van de Champions League begonnen met een 3-1-zege bij FC Kopenhagen. De titelhouder was in het eerste duel van de achtste finales oppermachtig, maar maakte pas in de blessuretijd de derde treffer.
City nam in Kopenhagen meteen het initiatief en Kevin De Bruyne zette de ploeg van Pep Guardiola al vroeg op voorsprong. Voormalig NEC-speler Magnus Mattsson hielp de thuisploeg in de 34e minuut langszij na een blunder van keeper Ederson, waarna Bernardo Silva nog voor rust de 2-1 van de Engelsen maakte. Phil Foden zette in de blessuretijd de eindstand op het bord.
Bij City stonden De Bruyne en Erling Haaland voor het eerst weer samen op het veld in een Champions League-duel sinds de gewonnen finale tegen Internazionale van vorige zomer. Tijdens de eindstrijd viel de Belg uit, waarna hij begin dit seizoen weer geblesseerd raakte. Haaland liep in december een voetblessure op. Beide sterspelers keerden vorige maand terug.
Het was De Bruyne die in de eerste helft het meeste opviel. Op aangeven van Oranje-international Nathan Aké schampte de middenvelder de bal met zijn hoofd naast het doel. Na een kans voor Aké maakte De Bruyne in de 10e minuut alsnog de 1-0 met een schuiver in de verre hoek.
Kopenhagen-verdediger Denis Vavro kopte vervolgens op zijn eigen lat, waarna de thuisploeg uit het niets de 1-1 maakte. Ederson leverde de bal zomaar in en debutant Mattsson, die twee weken geleden overkwam van NEC, schoot binnen. City herstelde de marge dankzij Silva, die scoorde met een fraaie voetbeweging na een ingreep van De Bruyne.
