lsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Even een paar rondjes om een stok draaien, een stukje vliegen en daarna een gouden medaille ophalen. Net als de vorige keer. En de keer daarvoor. En al die keren daarvoor.
Ik zou de volgende 432 woorden kunnen wijden aan zijn tweede WK-titel. Of aan zijn vermogen om er altijd te staan als het er om gaat. Of anders aan zijn belachelijk gespierde gorillaschouders. Of aan de sixpack op zijn buik – waarbij zelfs die van Cristiano Ronaldo verbleekt.
Misschien wel aan zijn kapsel, dat zelfs na een driedubbele ondersteboven en achterstevoren uitgevoerde Cassina-Gaylord-Kohlmann-Koekolakikova precies zit zoals hij wil.
Ik zou kunnen schrijven hoe hij als klein jochie de dingen moest doen die zijn grote broers niet durfden. Of de vraag stellen hoe het in godsnaam mogelijk is om veertig uur per week in een muffe gymzaal rondjes te vliegen én een geneeskundestudie te doen én op te duiken in reclamespotjes én ambassadeur te zijn voor Spieren voor Spieren én postzakken vol fanmail en damesslipjes netjes te beantwoorden én te windsurfen én óók nog tijd over te hebben om te ademen.
Kamikaze
Ik zou nog maar een keer het verhaal kunnen opdiepen over die keer dat hij doodleuk moppen zat te tappen op de avond nadat hij van de rekstok was gelazerd op de Spelen van Peking. Ik zou zijn brein kunnen ontleden om erachter te komen hoe hij het voor elkaar krijgt om altijd te glimlachen.
Of om te weten te komen waarom hij de enige sporter in dit heelal is die geen zenuwen of angst kent. (Hoe krijg je het in je kop om drie van die kamikazeacties áchter elkaar uit te voeren tijdens de finale van de Olympische Spelen???) Ik zou me kunnen afvragen of je daar eigenlijk misselijk van wordt, van al die rondjes.
Ik zou het commentaar van Hans van Zetten kunnen uittikken. Ik zou een interview met de rekstok kunnen houden. Of met zijn tegenstanders, die de strijd allang hebben opgegeven en alleen nog maar met open mond toekijken als hij turnt.
Strakke pakjes
Ik zou kunnen voorstellen om hem de volgende keer geen medaille meer te geven, maar een cape met een S erop – want dat past beter bij vliegende spierbundels in strakke pakjes. Ik zou kunnen uitrekenen wat de kans is dat een Fries jongetje olympisch kampioen, wereldkampioen en Europees kampioen wordt in een sport waar Nederlanders normaal gesproken alleen maar meedoen om de poedelprijzen – en eigenlijk zelfs dat niet.
Ik zou kunnen schrijven dat het ongewone stiekem een klein beetje gewoon begint te worden. Of juist dat hij zo ongewoon gewoon is.
Maar het is allemaal al gedaan. Alles is gezegd. Alles is geschreven. Iedereen kent zijn verhaal. Een achternaam heeft hij niet nodig. Een volledige voornaam ook niet. Om hem te omschrijven zijn twee letters meer dan genoeg.
Ep.
Door: NU.nl