Eerder dit seizoen liet Williams tijdens de vrije training voor de Duitse en de Britse Grands Prix zijn ontwikkelingscoureur rijden. Op zich niet bijzonder – behalve dan dat de coureur in kwestie Susie Wolff was, die daarmee de eerste vrouw in tweeëntwintig jaar werd die tijdens een Grand Prix-weekend achter het stuur van een Formule 1-auto mocht kruipen. Slechts vijf vrouwen gingen haar sinds de start van het wereldkampioenschap in 1950 voor.
5 – Desiré Wilson (1980) – 1x DNQ
Op vijfjarige leeftijd wordt Desiré Wilson door haar vader in een minikart gezet. Ze is al snel niet meer van het circuit weg te slaan, en boekt successen in de Zuid-Afrikaanse, en later Europese opstapklassen. Zo verovert de jonge vrouw in 1978 een plekje in de Formule 1. In het Britse Aurora AFX-kampioenschap welteverstaan – in die tijd waren er naast het wereldkampioenschap nog wat kleinere series waarin met Formule 1-auto’s gereden werd. Wilson doet het er voortreffelijk, kan zich prima meten met de mannen in de andere auto’s, en belandt zelfs op het podium.
Dan komt haar grote moment: na wat net-niet-momenten in eerdere races, schrijft Wilson in 1980 de Aurora-race op het circuit van Brands Hatch op haar naam. Haar puike prestatie – ze is en blijft tot op heden de enige vrouw die een, weliswaar niet voor het WK verreden, Formule 1-race wint – trekt direct de aandacht van het RAM-team, dat in het wereldkampioenschap uitkomt met de 1979-versie van de bolide waarmee het Williams-team het veld domineert. Ze mag voor het team in actie komen tijdens de Britse Grand Prix, ook al op Brands Hatch. Eerst stapt ze nog even in voor een testsessie, waar ze prompt verrast met een twaalfde plaats.
Maar alle goede vooruitzichten blijken waardeloos als Wilson bij de Grand Prix door RAM in een andere auto wordt gezet dan beloofd: het is niet de goed afgestelde auto waarmee ze de test reed, maar een minder exemplaar, dat ironisch genoeg het onderspit delfde in de Aurora-wedstrijd die door Wilson gewonnen werd. Niet verbazingwekkend komt ze in de inferieure RAM-Williams, die niet uitgerust is met de in 1980 voor snelle ronden cruciale skirts, seconden tekort op de snelste tijd en weet ze zich niet te kwalificeren.
Ken Tyrrell is desondanks onder de indruk en laat Wilson voor zijn team rijden bij de openingsrace van 1981 in Zuid-Afrika. Ze haalt de finish niet, maar rijdt fantastisch en vecht zelfs nog even met Nigel Mansell. Ze krijgt het Tyrrell-stoeltje voor de rest van het jaar aangeboden, maar ziet haar laatste kans in de Formule 1 aan haar neus voorbijgaan omdat ze geen sponsorgeld mee kan nemen. Om het nog eens extra sneu te maken, telt de race in Zuid-Afrika door gesteggel tussen autosportbond FISA en constructeursverbond FOCA uiteindelijk niet mee voor het kampioenschap, zodat de DNQ in Brands Hatch als Wilsons enige officiële Formule 1-resultaat blijft staan.
Wilson onderweg naar een non-kwalificatie tijdens haar enige optreden in het WK Formule 1
4 – Giovanna Amati (1992) – 3x DNQ
Dat Giovanna Amati in een rijke familie wordt geboren, is een toeval dat haar levensloop behoorlijk zal beïnvloeden. Het begint er al mee als de pas 18-jarige Italiaanse in 1978 uit door gangsters een auto wordt gesleurd en vervolgens drieënhalve maand vast wordt gehouden. Ze komt pas vrij als haar vader, eigenaar van een bioscoopketen, uit de opbrengst van de kaartverkoop van Star Wars het losgeld van bijna één miljoen dollar betaalt.
Niet veel later start Amati haar racecarrière. Ze bezoekt samen met goede vriend Elio de Angelis een raceschool, en maakt in 1981 haar debuut in de Formule Abarth. Gedurende de jaren ’80 baant ze zich een weg door een reeks aan opstapklassen, met zo nu en dan eens een goede klassering. In 1987 belandt ze in de Formule 3000, waar al snel duidelijk wordt dat Amati’s talent een stuk geringer is dan de bankrekening van haar familie. Als ze er al in slaagt zich te kwalificeren, zijn top-10-finishes een zeldzaamheid.
Maar dan heeft ze altijd haar geld nog. Begin jaren ’90 zitten een hoop kleinere Formule 1 nogal krap bij kas, wat coureurs die zoals Amati een flink zakcentje mee kunnen nemen erg aantrekkelijk maakt. Zo ook voor het ooit roemruchte Brabham-team, dat begin 1992 is afgegleden tot de achterhoede. Amati mag er instappen, niet gehinderd door het feit dat haar enige Formule 1-ervaring bestaat uit een test van dertig rondjes in een Benetton – het team van playboy Flavio Briatore, die een affaire onderhoudt met Amati en niet te beroerd is om zijn minnares een leuke race-ervaring te gunnen.
Giovanna’s Formule 1-carrière is geen lang leven beschoren. In Zuid-Afrika valt ze in de kwalificatie met negen seconden achterstand op Mansell (en vier op teamgenoot Van De Poele) buiten de boot, en in Mexico gaat het nog slechter. Nadat Amati in Brazilië opnieuw meer dan vijf seconden toe moet geven op Van De Poele en bovendien niet met het afgesproken geldbedrag over de brug gekomen blijkt te zijn, hoeft Brabham niet lang na te denken. Het team vervangt Amati door Damon Hill.
In de pits overlegt Amati met haar engineer, die er haar er helaas niet sneller op kan maken
3 – Divina Galica (1976-1978) – 3x DNQ
Als het op snelheid aankomt, is de Britse Divina Galica van alle markten thuis. Nog voor ze de eerste keer in een raceauto stapt, heeft ze als skiester al drie keer aan de Olympische Winterspelen deelgenomen, waar ze in de top tien finisht op de reuzenslalom. Dat Galica ook kan autorijden, blijkt als ze in 1974 een keer voor de grap meedoet aan een autorace voor bekende Britten. Ze haalt het halve veld in, op weg naar de tweede plaats.
Die ervaring bevalt wel, dus besluit de skiester een tweede carrière als autocoureur op te pakken. Het begin is rommelig wanneer ze in de tweede ronde van haar eerste echte race haar auto in de prak rijdt. Desondanks belandt ze in 1976 in een Surtees TS16-Formule 1 in het Britse Shellsport-kampioenschap – de voorloper van het Aurora-kampioenschap waarin Desiré Wilson een paar jaar later actief is. Ze verbaast de sceptici door de auto niet alleen op de baan te houden, maar ook snel en constant te zijn en zo vierde te worden in het eindklassement.
Omdat het zo lekker gaat, en omdat een beetje publiciteit ook niet mis is, besluit teambaas Nick Whiting halverwege dat seizoen al om Galica met haar Surtees in te schrijven voor de Britse Grand Prix op Brands Hatch. Haar deelname is op voorhand al bijzonder, want ze kiest voor het startnummer 13 – een ongeluksgetal, waar coureurs van oudsher doodsbang voor zijn, en dat dus niet gebruikt wordt in Formule 1. Grote ongelukken levert het Galica niet op, maar ze komt wel tweeënhalve seconde tekort om zich te kwalificeren.
Na nog een succesvol seizoen in de Shellsport-klasse regelt Galica met behulp van sponsorgeld van camerafabrikant Olympus een zitje bij Hesketh voor het wereldkampioenschap van 1978. De wegligging van de Hesketh laat te wensen over, zodat ze bij de openingsraces de startgrid mist. Na een crash tijdens een niet voor het WK meetellende race, is de verbintenis met Hesketh alweer van de baan. Niet veel later stapt ze over naar de sportscars, en zelfs naar de truckracerij. De cirkel is rond als Galica in de jaren ’90 weer de ski’s onderbindt: ze doet op het demonstratie-onderdeel speedskiën mee aan de Winterspelen van 1992, en is met 200 kilometer per uur zelfs even wereldsnelheidsrecordhoudster.
Galica in de door Olympus gesponsorde Hesketh, in de pits in Argentinië
2 – Maria Teresa de Filippis (1958-1959) – 3 starts, beste resultaat: 10e
Eigenlijk houdt de jonge Napolitaanse Maria Teresa de Filippis meer van paarden, maar als haar broers er in 1948 op wedden dat ze niet snel kan autorijden, besluit ze hun ongelijk te bewijzen. Ze schrijft zich in voor een heuvelklim, en grijpt warempel de overwinning in haar klasse. Dat bevalt de dan 22-jarige Filippis wel, en zo wordt ze een actief autocoureur. Het racen gaat haar goed af, en een tweede plaats in het Italiaanse sportwagenkampioenschap van 1954 levert haar een fabriekscontract bij Maserati op.
Begin 1958 legt Filippis haar handen op een Maserati 250F-Formule 1, waarvan gefluisterd wordt dat het dezelfde auto is waarmee Juan-Manuel Fangio een jaar eerder wereldkampioen is geworden. Ze schrijft zich ermee in voor de niet voor het WK meetellende Grand Prix van Syracuse, en wordt knap vijfde. Haar officiële Formule 1-debuut de maand erop, als eerste vrouw ooit in het wereldkampioenschap, loopt uit op een teleurstelling. De Maserati vertoont in Monaco kuren, zodat Filippis zich niet weet te kwalificeren – net als Bernie Ecclestone in één van de auto’s van het Connaught-team, waar hij de teambaas is, overigens.
Een paar weken later staat Filippis tijdens de Grand Prix op het levensgevaarlijke oude Spa-Francorchamps wel aan de start. Ze is behoorlijk langzaam, maar rijdt de race uit op de tiende en laatste plaats. Bij de volgende race in Frankrijk blijkt dat in de conservatieve jaren ’50 nog niet iedereen gediend is van een vrouw in de Formule 1. De organisator verbiedt haar te starten, en meldt terloops dat ‘vrouwen beter een droogkap op hun hoofd kunnen zetten dan een helm’.
Later dat jaar lijken in Italië haar kansen gekeerd als ze voor eigen publiek afstevent op de vijfde plaats. Maar een stunt blijft uit: de 250F gaat stuk en Filippis staat met lege handen. Het jaar erop probeert de Italiaanse zich nogmaals tevergeefs te kwalificeren voor de race in Monaco. Het zal haar laatste Formule 1-optreden worden, want na een reeks dodelijke race-ongelukken van goede bekenden vormt de fatale crash van teamgenoot Jean Behra in augustus 1959 de druppel. Filippis vindt het te gevaarlijk, stopt met racen, en sticht een gezin. In de jaren ’90 duikt ze weer op in de Formule 1, als voorzitter van de club van oud-Formule 1-coureurs.
Maria Teresa de Filippis laat in een reclamefilmpje zien dat ze nog prima met de Maserati overweg kan
1 – Lella Lombardi (1974-1976) – 12 starts, beste resultaat: 6e
Lella Lombardi houdt zich als tienermeisje vooral bezig met handbal. Ze heeft niks met auto’s – haar familie, uit een dorpje bij Turijn, heeft er niet eens eentje. Volgens de overlevering zet het handbal haar op het pad richting de koningsklasse: wanneer ze een keer met een blessure naar het ziekenhuis moet, is ze zo onder de indruk van de rijkunsten van de ambulancechauffeur, dat ze niets liever wil dan zelf autoracen.
Ze spaart voor een rijbewijs, en als ze dat eenmaal heeft, koopt ze een Fiatje, waarmee ze op zoek gaat naar races. Per toeval loopt ze een ervaren coureur tegen het lijf, bij wie ze – eerst als monteur, later als bijrijder – de kneepjes van het vak mag afkijken. Na een poosje mag ze zelf een keer rijden, waarbij de zoveel indruk maakt dat ze als toerwagencoureur aan de slag kan. Later belandt ze zelfs in de Formule 5000.
Lombardi’s Formule 1-carrière kent een valse start met een mislukte kwalificatiepoging voor de Britse Grand Prix van 1974 in een oude Brabham, maar een jaar later krijgt ze wel de kans te laten zien wat ze kan. Met financiële steun van een Italiaanse graaf belandt ze bij het March-team. Bij de chaotisch verlopen Grand Prix van Spanje op het levensgevaarlijke circuit van Montjuïch schrijft ze geschiedenis. Ze is één van de weinigen die nog rijdt op het moment dat de race wordt afgebroken nadat Rolf Stommelen vijf toeschouwers dodelijk raakt wanneer hij met auto en al door de (loszittende) vangrails raast. Omdat de race op dat moment nog niet eens halverwege is, worden er halve punten uitgedeeld. Lombardi wordt zesde, en is met haar 0,5 punt de eerste en tot dusver enige vrouw met een puntenfinish in een Formule 1-WK-wedstrijd.
De rest van het seizoen kwalificeert Lombardi zich met de March op Monaco na voor alle races, en op de Nürburgring eindigt ze keurig als zevende. Na één race in 1976 zet March haar aan de kant, ten faveure van de Zweedse ster Ronnie Peterson. Ze doet later in het jaar nog drie laatste pogingen in een oude Brabham van RAM Racing, maar kwalificeert zich twee keer niet. Na haar Formule 1-carrière racet ze op Le Mans, en éénmalig in een Nascar-wedstrijd. In 1992 overlijdt Lombardi op 50-jarige leeftijd aan kanker.
Lombardi rust uit in de ‘pitbox’ nadat ze in 1975 op Silverstone is uitgevallen
formule1.nl